Populaire muziek wordt grotendeels gemaakt door mannen, maar nummers in de top 2000 nog veel meer

Onlangs verscheen er een artikel in De Correspondent over de verhouding tussen mannen en vrouwen in de muziekindustrie. Hierin constateert correspondent Rufus Kain dat zo’n 75 procent van de muziek die op de Nederlandse radio wordt gedraaid, gemaakt wordt door mannelijke artiesten. Lezers werden opgeroepen om zijn dataset verder te bekijken, om te zien of er nog meer interessante verbanden in te ontdekken waren. Een mailtje later was ik in bezit van een dataset met een jaar aan plays op 6 grote radiostations. Hierbij mijn resultaten.


Dataverwerking

Alle artiesten in de dataset hebben een gender-codering tussen 0 en 1, waarbij 0 staat voor een vrouwelijke artiest en 1 voor een mannelijke artiest. Samenwerkingsacts krijgen een getal daar tussenin (een nummer van Eminem ft. Dido krijgt bijvoorbeeld 0,5).

Deze samenwerkingen maken analyse lastig, want zonder aanpassingen wordt elke combinatie van artiesten apart geteld. Zo staan er in de data nummers van Coldplaynummers van Beyoncé en nummers van de “artiest” Coldplay ft. Beyoncé. Omdat ik Hymn for the weekend graag wil meetellen bij zowel Coldplay als Beyoncé, splits ik de data op.

Dat gaat gelukkig eenvoudig met de volgende code. Wat hier volgt is een vrij technisch stukje R – lezers zonder interesse in de code kunnen de volgende alinea overslaan.

data <- data %>%
  mutate(artist_alt = gsub("(/|, | and | en | ft | x | vs | & | feat )",
                           " & ", artist),
  artist_split = strsplit(as.character(artist_alt), " & ")) %>%
  unnest()

Dit is code vormgegeven met de dplyr-piping operator. Wat hier in het kort gebeurt: eerst vervang ik alle ‘voegwoorden’ tussen meerdere artiesten, zoals ‘vs’ en ‘ft’ door het &-teken. Vervolgens splits ik de kolom met de artiest op het &-teken. Ten slotte volgt het magische commando ‘unnest’ uit de package tidyr, die voor elk gesplitst fragment een nieuwe regel aanmaakt in de tabel. Het resultaat is dat voor elke keer dat Hymn for the weekend wordt gedraaid op de radio, er twee regels in mijn tabel staan: één met Coldplay als artiest, de ander met Beyoncé.

Conclusies uit het artikel van Kain

De top 10 van meest populaire artiesten op de Nederlandse radio verandert nadat ik op deze manier samenwerkingsacts heb uitgesplitst. In het Correspondent-artikel staat Adèle met stip op één, maar na mijn bewerkingen zakt ze naar de zesde plaats op de lijst. De verklaring is eenvoudig: Adèle maakt al haar hits alleen, en krijgt er dus geen extra plays bij door samenwerkingen mee te tellen. De nieuwe lijstaanvoerder, Sean Paul, maakt juist veel muziek in samenwerking met andere artiesten. Het overgrote deel van zijn plays bestaat uit Cheap Thrills (2900) en Rockabye (2100), beide hits waarin hij optreedt als featuring artist.

Kains overige conclusies komen overeen met wat ik zelf aantref in de data. Het gemiddelde van alle nummers in de dataset is dat 23% van de afgespeelde muziek gemaakt is door vrouwen.

Een aantal vragen stond nog open aan het einde van het artikel, zoals: maakt het moment op de dag uit voor de man/vrouw-verhouding? Ik heb hier zelf een analyse over gedaan door elk nummer te wegen op basis van het verwachte aantal luisteraars (weinig in de ochtend, veel in de middag). Dit heeft nagenoeg geen invloed op het resultaat.

Vergelijking met de Top 2000

De inspiratie voor mijn volgende stap kreeg ik toen ik aan het kijken was naar nummers die maar één keer in de data voorkomen. Het bleek dat Radio 2 veel van dit soort nummers draait aan het einde van het jaar, tijdens de Top 2000. Dit bracht me op de vraag of de Top 2000 afwijkt van de gemiddelde radioplaylist. Een interessante vraag, omdat deze traditionele lijst van Radio 2 een gezaghebbende positie heeft binnen muzikaal Nederland. Wat bleek: van de 2000 nummers is maar 12% van een vrouwelijke artiest – ongeveer de helft van de 23% die je gemiddeld op de radio hoort.

Binnen de Top 2000 kon ik nog verder onderscheid maken, ten eerste door de positie die elk nummer heeft in de lijst. De data is vrij duidelijk hierover: hoe hoger in de lijst, hoe minder vrouwen. Van de hoogste 500 nummers is zelfs maar 8% van een vrouwelijke artiest.

Verder bevatte mijn Top 2000-dataset iets dat in de dataset van de Correspondent ontbrak, namelijk het decennium waarin het nummer is uitgebracht. Het verband dat ik hier ontdekte laat zich makkelijk raden: hoe ouder de nummers, hoe minder vrouwelijke artiesten. De nummers uit de jaren 60 zijn slechts voor 7% van vrouwelijke artiesten; nummers van na 2010 voor 16%. Dat ligt nog steeds onder het gemiddelde van de radiozenders, maar het is wel een trend richting meer gelijkheid.

Conclusies

Mijn analyses hebben het beeld bevestigd dat Kain schetst: de popmuziek wordt gedomineerd door mannelijke artiesten. Ik kan daar zelf aan toevoegen dat die ongelijkheid nog groter is binnen de Top 2000. Dit ligt er voor een deel aan dat die nummers ouder zijn dan wat normaal wordt gedraaid op de radio, maar dat verklaart niet het volledige verschil. Ook de nieuwere nummers die de Top 2000 hebben gehaald zijn vaker van mannelijke artiesten.

Ik heb het in dit artikel niet over wat je moet vinden van deze cijfers, of deze cijfers een goede afspiegeling vormen van de muziekindustrie als geheel, of hoe we hier iets aan kunnen veranderen. Voor een bespreking van die vragen verwijs ik graag naar De Correspondent, waar Rufus Kain bezig is met een zeer interessante bespreking van het hoe en waarom.

Update: deze conclusies zijn inmiddels ook op de Correspondent gepubliceerd in een follow-up.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *